Arif (wijze mens), heeft vleugels van vrees, gebed, Muhabbat en hartstocht. Wie met de vleugels van vrees vliegt kan niet vrij zijn om te ontsnappen, wie met de vleugels van gebed vliegt kan niet vrij zijn van verlangen, wie met de vleugels van Muhabbat vliegt kan niet vrij zijn van vreugde, wie met de vleugels van hartstocht vliegt kan niet vrij zijn van opwinding. Allah Teala drukt hun kwaliteiten in de Quran uit als: ‘…ziet gij hun ogen vol tranen vanwege de waarheid welke zij hebben herkend…’ (Quran, Al Maida, 83)
‘Mensen die noch door handel noch door zaken achteloos worden om Allah te gedenken…’ (Quran, Al Noer 37)
Om deze reden behoort de actie van Arif alleen aan Allah. Zijn tong wordt gebruikt voor Dhikr, zijn Nafs is geduldig in aanwezigheid van moeilijkheden. Zijn hart spreekt op elk moment in stilte tot Hem. Zijn gedachtes vliegen naar hoge rijken. Het ene moment denkt hij aan de zegeningen van zijn Rabb, het andere moment dat hij rond de cirkel van goddelijkheid zwerft. Al die tijd, wordt Arif de slaaf als hij vrij is en vrij als hij de slaaf is. Arm wanneer hij rijk is en rijk wanneer hij arm is…
Nu Arif wordt voorzien van alle mogelijke uitdrukkingen; aanwezig, wijs, waardig, mysterieus, intiem, lovenswaardig, expressief, rustig, aanvaard, angstig, bewust, verloren, huilen, lachen… Er is verdriet in zijn vreugde en vreugde in zijn verdriet. In zijn elke staat is hartstocht gemengd met leed en leed gemengd met hartstocht. Zijn angst wordt gemengd met hoop, zijn hoop vermengd met angst. Zijn angst doodt zijn hoop niet, zijn hoop wist zijn angst niet. Terwijl hij met zijn stoffelijke lichaam en zijn Nafs onder de mensen leeft, is zijn hart bij Allah. De verhouding van zijn Nafs met mensen berokkent niet de verbinding van zijn hart met Allah. Hij is waardig en miserabel, arm en rijk…
As Hz. Bayezid-i Bistami zei in een gebed;
‘Mijn Rabb! Wanneer ik zeg dat mijn ketens eindelijk gebroken zal worden, zinken haar spijkers dieper en sterker …’
Terwijl deze woorden uit de lippen van Bayezid vielen, vielen tranen uit zijn ogen.
Niet iedereen die tekens van toewijding vertoont is toegewijd. Dit geldt ook voor degenen die tekenen van passie, dwaasheid, waanzin, heldendom of onwetendheid vertonen.
Ze vroegen Rabia Hatun (ra); ‘Wat is het teken dat de staat van de Arif rijpheid heeft bereikt?’ Ze antwoordde;
‘Dat hij met de liefde van zijn Rabb brandt. Het teken van deze branden is dat hij alleen tevreden is met de Zegener en niet alleen met de zegeningen, met de Schepper en niet alleen met de geschapen. Hij wordt ondergedompeld in de zee van de vreugde van de omgang, zijn hart vindt vrede alleen met Hem, al zijn wil heeft hij overgegeven aan Hem. De Arif wordt niet verontrust door de ontberingen en moeilijkheden geboren uit zijn bewustzijn van Allah. Hij weet dat Allah dichter bij hem is dan alles. Hij weet dat Hij meer mededogen heeft om hem dan alles en iedereen, dat Hij groter en superieur is dan wat dan ook; dat er geen andere dan Allah Teala achter alles is.’
Wanneer Arif in staat is om de inspiratie van de geest te onderscheiden van de inspiratie van de Nafs, de wereldse verlangens te onderscheiden van de goddelijke verlangens en de lagere doeleinden van de goddelijke doeleinden, dan bereikt hij Marifat. De persoon die gezegend is met succes op het pad van de wijsheid, heeft de verantwoordelijkheid om de grenzen van loyaliteit en betrokkenheid van een qull zijn te beschermen en de vereisten van een qull uit te voeren.
Men kan dit pad alleen vinden door het beschermen van de essentie van een qull wezen. Vervolgens doet hij de Dhikr van al-Haqq, dan de Dhikr van de Dhikr van al-Haqq. Dan voelt hij zich dankbaar voor al-Haqq, hij voelt zich zelfs dankbaar voor zijn gevoel van dankbaarheid. Uiteindelijk is hij met zijn Nafs, zonder zijn Nafs. Hij is met zijn ziel zonder ziel, hij is samen met de Halk zonder een van de Halk te zijn.
Elke Arif beveelt zijn Nafs op de graad van zijn Marifat en begrijpt de volstrektheid en grootsheid van Allah op de graad van zijn bevel van zijn Nafs. Hij dient zijn Rabb op de graad van zijn Marifat, bereikt hij het geheim van de Rububiyyat (Goddelijkheid) van Allah naar mate van zijn dienst. Hij buigt naar Allah op de graad van zijn Marifat, hij wordt geschonken met Zijn Ihsan (Zegen) op de graad van zijn geloof tot Hem. Hij geeft zijn handelingen over aan Allah op de graad van zijn Marifat, hij begript Zijn kracht op de graad van zijn vertrouwen en afhankelijkheid aan hem. De Arif’s inzicht van de eigendom en de heerschappij van Allah is alleen mogelijk met zijn toevlucht in al-Haqq in de graad van zijn Marifat.
Arif is degene die deze kwaliteiten in zich heeft.