De evenwichtige en geïnspireerde zelf, het derde niveau is de staat waarin het goede is gaan overheersen in deze strijd. De tirannie van het egoïsme is overwonnen en het geïntegreerde zelf is min of meer bereikt.
De kwaliteit van wat hier ontwaakt is, is de afzwering (Zuhd) van wereldse verlangens en ambities, vrij van de voorwaarden van het verlangen. Deze staat is de inzet van de meeste religie en psychologie. Het is de grens van de conventionele ego ontwikkeling. Hoewel het slechts het derde niveau is van de menselijke ontwikkeling in het Soefi systeem, is het geen kleine prestatie. Voor sommigen eist het heel wat persoonlijke, psychologische werk en natuurlijk de zegeningen van Allah.
Dit is een stadium waarin de zoeker wordt beloond voor zijn inspanningen, doorzettings-vermogen en gehoorzaamheid aan zijn hoogste zelf en zijn spirituele leraar. Nu krijgt hij af en toe berichten van het binnenste van zichzelf: geluidloze woordloze inspiraties, die hem richting, aanmoediging en de kracht geven om verder te gaan in zijn ontwikkeling.
Toch zijn er nog ernstige gevaren. De duivel is in staat om goddelijke inspiraties te imiteren en de zoeker is mogelijk niet in staat om onderscheid te maken tussen hen. Dat is de reden waarom in dit stadium de begeleiding van een meester zo nodig is, zodat de zoeker in staat zal zijn om de ware inspiraties te onderscheiden van de valse verbeeldingen.
Het is gedurende deze periode dat de relatie tussen de zoeker en zijn meester het dichtstbijzijnde moet zijn. De zoeker moet niets van zijn leraar verbergen: hij moet al zijn hoop, zijn angsten en zijn fouten onthullen; zelfs als hij wrok of verzet tegen zijn leraar voelt moet hij deze bekennen. Het zijn net de symptomen van een ziekte, een ziek persoon die het vertelt aan de dokter die hij in vertrouwen neemt. Net zoals hij aandachtig de gegeven adviezen, het voorgeschreven dieet of ijverig het toegediende geneesmiddel neemt: als de zoeker de raad van zijn meester zo gehoorzaamt zal hij in staat zijn om vooruit te komen
Een andere kwaal in deze periode is de verandering in begrip en gevoeligheid. Het is alsof hij alles vergeet wat hij wist, zelfs zijn opvatting over zichzelf. Nieuwe indrukken komen niet overeen met de oude. Hij is geneigd om dingen anders te zien, te begrijpen, fouten te maken. Hij heeft het gevoel alsof hij niet bestaat. Hij kan zich verbeelden dat hij het laatste niveau van Fana Fillah heeft bereikt – om zich te verliezen in Allah. Maar dit gevoel heeft niets te maken met die hoge staat. Hij moet beseffen dat het een staat is van hulpeloosheid, van leegheid, een staat van wanhopige behoeftes.
Dit is het laatste niveau van gevaar voor het zelf, want de zoeker is nog steeds kwetsbaar en kan zo weer afdalen naar de lagere stadia van verwijt en bevel. In dit stadium zijn de twee verlangens van onsterfelijkheid en soevereiniteit slapende, behalve in de voorbijgaande gedachten.
De herinnering is Hu (Het Goddelijke Voornaamwoord HIJ).