De tweede stap in de ontwikkeling van de mens is wanneer de mens zich bewust wordt van zijn daden en in staat is om de juisten te onderscheiden van de onjuisten en zijn verkeerde handelingen betreurt. Toch is hij niet in staat om volledig te stoppen met het doen van het verkeerde, want het is heel moeilijk om de gewoonten van zijn vorige staat te doorbreken. Hij probeert de verplichtingen van zijn religie te volgen en hij bidt, vast, betaalt aalmoes en probeert zich netjes te gedragen. Maar hij wil erkenning voor zijn hervormde persoon. Hij kondigt zijn vroomheid aan, zijn goede daden en verwacht waardering van mensen. Dit maakt zijn gedrag schijnheilig. Soms beseft hij dit, betreurt het en probeert te veranderen. Schijnheiligheid is het belangrijkste gevaar in deze staat.
Er zijn nog twee andere grote gevaren: arrogantie en woede.
Elke kleine poging om goed te zijn, in vergelijking met de vorige toestand, lijkt een belangrijke ververwonheid. Dus denken we dat we de beste zijn en we worden boos op anderen die ons niet lijken te respecteren. Arrogantie, schijnheiligheid, woede, intolerantie en liegen tegen onszelf kan de overhand nemen.
Op het niveau van Nafsi Lawwama injecteert de duivel zijn karakter van arrogantie in onze aderen en fluistert in ons oor: “Je bent nu even goed als je leraren; niet alleen dat je net zo veel weet als zij maar ook de manier waarop je je gedraagt is beter. Als zij in staat waren om in hun eigen leven datgene toe te passen wat ze anderen leren, zouden ze niet eens de helft zijn van wat jij bent. Je hebt hun preken en adviezen niet nodig. Laat nu eens je wijsheid en je daden aan mensen zien zodat je een voorbeeld voor hen kunt zijn.” Niet alleen de influisteringen van de duivel maar alle aardse leven is in dit stadium tegen de zoeker.
Het is een zelf dat voortdurend schommelt tussen gehoorzaamheid en ongehoorzaam-heid. De ene keer is het achteloos en valt, en een andere keer is het bewust en weerstaat.
Dit is het natuurlijke station waar we van vertrekken bij de geboorte en vanaf daar dalen we af of stijgen we op. Het teken is de schommeling tussen de eigenschappen van de mens van deze wereld en de mens van de volgende wereld. Het is niet dezelfde basis als de ‘bevelvoerende zelf’ maar de twee verlangens van onsterfelijkheid en soevereiniteit zijn nog steeds actief, hoewel in een veel verminderd of verzwakt toestand. Voor het zelf is dit de eerste fase van de redding en de eerste stap in de richting van de zuivering en succes.